Aflevering 7507

Gepubliceerd op 12 juni 2025

Netwerken (II). De notariële rechercheplicht bij de registratie van een telecommunicatienet

Aflevering 7507, gepubliceerd op 12-06-2025 geschreven door mr. drs. L.W.J. Hoppenbrouwers
Op 6 juni 2003 heeft de Hoge Raad de Centraal Antenne Inrichting (CAI)-arresten gewezen.1 Hierin is onder meer bepaald dat netten onroerende zaken zijn en dat de eigendom van een telecommunicatienet toekomt aan de aanlegger van het net. Bij wet van 6 december 2006 is de Telecommunicatiewet (Tw) gewijzigd.2 Deze wet is op 1 februari 2007 in werking getreden.3 Tezelfdertijd is een aantal andere wijzigingen doorgevoerd zoals (i) de toevoeging van een nieuw sub (k) aan art. 3:17 BW, dat bepaalt dat de aanleg en verwijdering van netten inschrijfbare feiten zijn, (ii) de toevoeging van een vierde lid aan art. 36 Kw, waarin voor inschrijving van de aanleg of verwijdering van netten art. 26 lid 1 Kw van toepassing wordt verklaard, (iii) de toevoeging van een vierde lid aan art. 78 Overgangswet NBW toegevoegd en (iv) aan dezelfde wet een nieuw art. 155a.

Netwerken (II). Gedoogplichten onder de Omgevingswet

Aflevering 7507, gepubliceerd op 12-06-2025 geschreven door prof. mr. J.A.M.A. Sluysmans en mr. A. Onnekink
In de Kamerbrief1 Netcongestie van 21 november 2024 merkt minister Hermans van Klimaat en Groene Groei op dat het oplossen van de huidige netcongestie (onder meer) betekent dat de komende jaren “1 op de 3 straten open [zal gaan] en (…) er meer dan 100.000 km aan leidingen en kabels moeten worden aangelegd.”2 Juist in dit soort situaties – de aanleg van netten die ervoor zorgen dat burgers en bedrijven kunnen beschikken over cruciale voorzieningen zoals energie, maar bijvoorbeeld ook water – kan het, met het oog op het algemeen belang, noodzakelijk zijn dat bepaalde werken moeten plaatsvinden in, op, boven of onder een onroerende zaak – meestal: een perceel grond – dat in eigendom toebehoort aan een ander dan de initiatiefnemer van die werken. Zeker als nog enig zinvol gebruik van de onroerende zaak resteert, is ontneming van die zaak meestal een te zwaar middel. De rechthebbende kan zijn eigendom best behouden, mits hij de voornoemde werken maar duldt.3 Voor dit soort situaties voorziet hoofdstuk 10 van de Omgevingswet in twee instrumenten: de wettelijke gedoogplichten die van rechtswege gelden én de bij beschikking op te leggen gedoogplichten. Beide categorieën van gedoogplichten brengen met zich mee dat een rechthebbende4 is of wordt verplicht om bepaalde activiteiten in, op, boven of onder zijn onroerende zaak te dulden. In de overgrote meerderheid van de gevallen gaat het bij die activiteiten dan om de aanleg en instandhouding van (delen van) netten: een elektriciteitsnet, een gasnet, een (drink)waternet.

Netwerken (II). Goederenrechtelijke beschouwingen over netwerken in België

Aflevering 7507, gepubliceerd op 12-06-2025 geschreven door dr. M. Reynebeau
Dit themanummer ging al zeer uitvoerig in op uiteenlopende juridische ontwikkelingen met betrekking tot ‘netwerken’. De nadruk bij de analyses lag voornamelijk op het Nederlandse recht. Het juridische ‘netwerkvraagstuk’ ligt evenwel ook in andere rechtstelsels voor. Zo zijn er ook naar Belgisch recht diverse juridische vragen, onduidelijkheden en onvolkomenheden die aanknopen bij het vooropgestelde thema.

Netwerken (II). Overdrachtsbelastingaspecten van netwerken

Aflevering 7507, gepubliceerd op 12-06-2025 geschreven door dr. A. Rozendal
Tot 6 juni 2003 was de veronderstelling in de praktijk dat netwerken roerend zijn. De beslissing van de Hoge Raad in de arresten inzake centrale-antenne-inrichtingen bracht hierin een kentering.1 Sedertdien zijn dergelijke inrichtingen onroerend. Het oordeel van de Hoge Raad dat dergelijke inrichtingen onroerend zijn was dan ook verrassend te noemen. Als reactie op deze arresten werd de netwerkvrijstelling van art. 15, lid 1, onderdeel y Wet op belastingen van rechtsverkeer (a “Wet BRV”) ingevoerd. Heffing van overdrachtsbelasting over de verkrijging van netwerken was immers niet beoogd. Voorts werd art. 5:20 BW uitgebreid met een specifieke bepaling voor netwerken.