Aflevering 7506

Gepubliceerd op 5 juni 2025

Netwerken (I)*

Aflevering 7506, gepubliceerd op 05-06-2025
Ruim achttien jaar geleden – op 1 februari 2007 – is art. 5:20 lid 2 BW ingevoerd. Daarmee zijn bevoegd in andermans grond aangelegde netwerken tot zelfstandige onroerende zaken bevorderd. Deze netwerken – die wél onroerend zijn maar waarvan de eigendom niet is gekoppeld aan de eigendom van een stuk grond – hebben aldus een bijzondere status in ons goederenrechtelijke systeem.

Netwerken (I). Kiezen of delen? Goederenrechtelijke gevolgen voor beperkte rechten bij de verzelfstandiging van een net

Aflevering 7506, gepubliceerd op 05-06-2025 geschreven door mr. S. Leeuwenkamp
Over de rechtstoestand van een net is in de literatuur al veel geschreven.1 Om recht te doen aan het feit dat een net een feitelijke en functionele eenheid is, heeft de wetgever in 2007 art. 5:20 lid 2 BW ingevoerd. Op grond van deze bepaling is een net dat bevoegd in de grond van anderen is aangelegd een zelfstandige onroerende zaak.2 Als zelfstandige onroerende zaak heeft het net dan een eigen rechtstoestand en kan het zelfstandig worden overgedragen en bezwaard met een beperkt recht.3 Art. 5:20 lid 2 BW is niet van toepassing in de gevallen waarin een net in eigen grond is aangelegd of niet bevoegd in andermans grond is aangelegd.4 In de literatuur wordt minder aandacht besteed aan de vraag in welke gevallen een net dat is aangelegd in eigen grond een zelfstandige onroerende zaak wordt en wat de goederenrechtelijke gevolgen daarvan zijn voor de op deze grond rustende beperkte rechten.

Netwerken (I). Rechtsgevolgen van de inschrijving van de aanleg van een netwerk

Aflevering 7506, gepubliceerd op 05-06-2025 geschreven door mr. M.E.A. van Loenhoud en prof. mr. F.J. Vonck
Sinds 1 februari 2007 bepaalt art. 3:17 lid 1 aanhef en onder k BW dat de aanleg van een net kan worden ingeschreven in de openbare registers. Die inschrijvingsmogelijkheid kwam op hetzelfde moment in de wet als art. 5:20 lid 2 BW, op grond waarvan een net dat bevoegd in andermans grond is aangelegd, toebehoort aan de bevoegde aanlegger. In het onderlinge samenspel van deze bepalingen heeft de inschrijving als bedoeld in art. 3:17 BW een beperkte betekenis: wie bevoegd in andermans grond een net aanlegt, is daarvan ook eigenaar als deze aanleg niet is ingeschreven. Omgekeerd geldt dat wie geen eigenaar is van een net op grond van art. 5:20 BW, daarvan niet alsnog eigenaar wordt door de aanleg in te schrijven: het net blijft toebehoren aan de bevoegde aanlegger of – bij gebreke daarvan – aan de grondeigenaar.

Netwerken (I). Hoe natrekking de eigendom en omvang van netwerken beheerst

Aflevering 7506, gepubliceerd op 05-06-2025 geschreven door prof. mr. dr. B. Hoops
Bij de vormgeving en financiering van projecten die kabels en leidingen omvatten, rijst altijd de vraag wie de eigenaar is van welk deel van deze kabels en leidingen. Ligt de eigendom niet bij de exploitant (dan wel diens opdrachtgever), dan zijn kostbare transacties vereist, zoals de vestiging van een opstalrecht of de overdracht van de kabels en leidingen als ‘net’, om hem eigenaar en het project financierbaar te maken. Art. 5:20 lid 2 BW is in 2007 ingevoerd om te verzekeren dat ‘netten’ die bevoegd in andermans grond worden aangelegd, eigendom blijven van de bevoegde aanlegger. Aan dit ‘doorknippen’ van de verticale natrekking in de zin van art. 5:20 lid 1 sub e BW gaat echter een groot aantal juridische stappen vooraf. Niet alleen moeten de kabels en leidingen als een ‘net’ worden gecategoriseerd, maar hun juridische eigenschappen en omvang worden voornamelijk bepaald door bestanddeelvorming, de horizontale natrekking die de eigendom van nieuwe bestanddelen aan de eigenaar van de hoofdzaak toewijst, en verticale natrekking. Deze bijdrage onderzoekt hoe deze rechtsfiguren de juridische eigenschappen en de omvang van netten vormgeven.

Netwerken (I). Regelingen rondom het delen van een aansluiting op het net (cable pooling)

Aflevering 7506, gepubliceerd op 05-06-2025 geschreven door mr. B.J. van de Bunt MRE
In Nederland worden momenteel alle zeilen bijgezet om aan de vraag tot aansluiting en transport van elektriciteit te voldoen. Doordat het net niet in alle gebieden voldoende capaciteit heeft, lukt dat niet overal, met als gevolg dat er lange wachttijden ontstaan: zogenaamde netcongestie.1 Netcongestie leidt (of noopt) tot initiatieven om efficiënter met aansluitingen en transportcapaciteit om te gaan. Het delen van een aansluiting op het net kan daarbij een rol spelen. De Elektriciteitswet 1998, gemaakt en ingevoerd in een tijd dat netcongestie zich nauwelijks voordeed, houdt van oorsprong met de mogelijkheid van delen geen rekening.2 Aansluiting en transport zijn in de Elektriciteitswet 1998 gestoeld op het uitgangspunt dat iedere onroerende zaak een eigen aansluiting krijgt en daarin binnen een redelijke termijn wordt voorzien.3